Bach-cantate 30: Freue dich, erlöste Schar

Beste Bachbewonderaars,

Cantate 30 die we vanavond gaan horen is een heel bijzondere (overigens kan dat van elke Bachcantate gezegd worden). De notentekst van de meeste aria’s uit deze cantate is geschreven voor een wereldlijke cantate uit september 1737, ter verwelkoming van de heer Hennicke op het slot Wiederau. Zulke fraaie muziek nog een keer te kunnen gebruiken is voor Bach wellicht een reden geweest om de tekstdichter Picander te vragen hiermee aan de slag te gaan.
Het nieuwe onderwerp zou nu niet zijn de ontvangst van heer Hennicke en de voorspoed die daarmee Wiederau zou ten deel mogen vallen, maar de komst van Johannes de Doper met zijn aankondiging van de komst van Christus en de gevolgen voor de mensheid die zijn boodschap ter harte zouden nemen. De gelegenheid waarvoor de cantate is bedoeld is namelijk het feest van Johannes, 24 juni, waarbij 2 toepasselijke bijbellezingen stonden voorgeschreven:    Jes.40 : 1-5 en Luk. 1 : 67-80.

Dat het Bach niet om gemakzucht ging bij deze omwerking, blijkt wel uit de recitatieven:
De tekstlengte komt overeen met die uit de wereldlijke cantate, maar de noten heeft hij hiervoor opnieuw gecomponeerd; meer werk dus, maar zo wordt volledig recht gedaan aan de uitbeelding van de nieuw gemaakte teksten.

De stijl is duidelijk anders dan die we kennen van de vroegere cantates die Bach ruim 10 jaar eerder componeerde. De galante stijl die zijn zonen later verder hebben ontwikkeld is al duidelijk waarneembaar: veel minder polyfonie, en meer galante motieven, zoals de vele syncopen in deel 1,5,8 en 12 en het gebruik van dansvormen.

Dat deze punten erg interessant zijn voor de luisteraar is duidelijk. Het helpt om de muziek beter te kunnen waarderen en tot het eind toe met aandacht te blijven luisteren. Toch denk ik niet dat tijdens de dienst waarin deze cantate werd uitgevoerd een dergelijke toelichting werd gegeven. Wat men wel kon verwachten was een toespraak van de predikant over de gelezen bijbelgedeelten, nadat het eerste deel van de cantate voorbij was.
Picander heeft de strekking van deze bijbelgedeelten in de cantate verwerkt.

1 Troost, troost mijn volk, zegt uw God. 2 Spreekt tot het hart van Jeruzalem, roept het toe, dat zijn lijdenstijd volbracht is, dat zijn ongerechtigheid geboet is, dat het uit de hand des HEREN dubbel ontvangen heeft voor al zijn zonden.
3 Hoor, iemand roept: Bereidt in de woestijn de weg des HEREN, effent in de wildernis een baan voor onze God. 4 Elk dal worde verhoogd en elke berg en heuvel geslecht, en het oneffene worde tot een vlakte en de rotsbodem tot een vallei. 5 En de heerlijkheid des HEREN zal zich openbaren, en al het levende tezamen zal dit zien, want de mond des HEREN heeft het gesproken.

67 En zijn vader Zacharias werd vervuld met de heilige Geest en profeteerde, zeggende:
68 Geloofd zij de Here, de God van Israël, want Hij heeft omgezien naar zijn volk en heeft het verlossing gebracht,
69 en heeft ons een hoorn des heils opgericht,
in het huis van David, zijn knecht,
70  gelijk Hij gesproken heeft door de mond zijner heilige profeten van oudsher
71 om ons te redden van onze vijanden en uit de hand van allen, die ons haten, 72 om barmhartigheid te betonen aan onze vaderen en zijn heilig verbond te gedenken, 73 de eed, die Hij zwoer aan Abraham, onze vader,
74 dat Hij ons zou geven, zonder vreze, uit de hand der vijanden verlost,
75 Hem te dienen in heiligheid en gerechtigheid voor zijn aangezicht, al onze dagen.
76 En gij, kind, zult een profeet des Allerhoogsten heten;
want gij zult uitgaan voor het aangezicht des Heren, om zijn wegen te bereiden,
77 om aan zijn volk te geven kennis van heil in de vergeving hunner zonden,
78 door de innerlijke barmhartigheid van onze God,
waarmede de Opgang uit de hoogte naar ons zal omzien,
79 om hen te beschijnen, die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods, om onze voeten te richten op de weg des vredes.
80 Het kind nu groeide op en werd gesterkt door de Geest. En hij vertoefde in de woestijnen tot op de dag, dat hij zich aan Israël vertoonde.

Vooral in deel 6, het koraal,  horen we deze laatste teksten terugkomen
Wat zou nu een gepaste reactie zijn na het aanhoren hiervan?
Bach heeft dit, samen met Picander, goed aangevoeld: de luisteraar moet nu reageren op de oproep van Johannes de doper: in het tweede deel van de cantate , dus na de preek, vinden we de subjectieve reactie zoals bv. deel 7 eindigt met: In Heiligkeit und Gottesfurcht zu leben.   En in deel 8: Ich will nun hassen, und alles lassen, was dir, mein Gott, zuwider ist.
De dankbaarheid aan God en het eeuwige leven nadat het tussenstation van de dood is gepasseerd zijn de onderwerpen die in deel 10 11 en 12 naar voren komen. Deel 12 brengt ons dan weer terug naar deel 1, met dezelfde noten maar met een nieuwe tekst.
Tot slot nog een opmerking: ik heb eens iemand, die de cantates ook zo prachtig vindt, horen zeggen: gelukkig is het in het Duits‚ m.a.w. de tekst kan ons niets schelen, het gaat om de muziek. Ik hoop dat u deze opmerking niet overneemt. Het gaat namelijk helemaal niet om de muziek. Uw hart en geweten moeten geraakt worden door de boodschap die met deze cantate wordt overgebracht: de weg in ons hart en leven moet gebaand worden voor de komst van Christus.