CD’s

CD 7 Henk van Zonneveld, Moreau-orgel van de St. Janskerk, Gouda

Van de Goldbergvariaties van J.S. Bach bestaan vele honderden cd-registraties op klavecimbel en piano. Opnamen op orgel zijn veel zeldzamer en ook extra bijzonder, omdat ze een ander licht werpen op dit meesterwerk. Om te beginnen is het orgel, evenals de piano, natuurlijk niet het instrument waarvoor Bach zijn variaties schreef, dus daarmee kiest men eigenlijk al voor een ‘bewerking’. Met deze opname ben ik nog een stap verder gegaan: ook het notenbeeld is enigszins aangepast aan de nieuwe orgelomstandigheden. Dit vanuit de gedachte dat Bach de bewerkingen van zijn eigen muziek niet beperkte tot slechts een wijziging van het instrumentarium. Ook zijn de partituren door hem vaak zodanig veranderd, dat een optimale speelbaarheid mogelijk wordt in een nieuwe bezetting, zelfs als het solo-instrument een toetsinstrument is gebleven. Men vergelijke bijvoorbeeld het derde deel van het klavecimbelconcert in E (BWV 1053) met het eerste deel van de cantate ‘Ich geh und suche mit Verlangen’ (BWV 49). Met de beschikbaarheid van het pedaal vond ik mogelijkheden voor een aanvullende baspartij in de variaties 1, 5, 8, 10, 16 en 19. Waar de oorspronkelijke baspartij te beweeglijk is om comfortabel op pedaal te realiseren, heb ik het notenbeeld iets vereenvoudigd in de variaties 3, 6, 9, 12, 16, 21 en 24. De canons heb ik meestal als trio’s opgevat, dus met drie verschillende registraties, zodat de afzonderlijke stemmen juist beter zijn te onderscheiden dan op het klavecimbel. In de aria en in de variaties 13 en 25 heb ik de versierde bovenstem voor de linkerhand als tenor gespeeld, dus ‘en taille’, met aanvullende harmonisaties in de rechterhand en het pedaal. De variaties 4, 10, 16, 22, 29 en 30 speel ik met herhalingen in diverse plenumregistraties om zo wat evenwicht te creëren met de kleiner geregistreerde overige delen. De mogelijkheden van een barokorgel met drie klavieren en pedaal zijn natuurlijk onuitputtelijk. Ik heb geprobeerd om de registraties enigszins te kiezen volgens de tradities van de grote Franse orgelcomponisten uit de 18e eeuw.

CD 1: Orgels in Hilversum, uitverkocht!

CD 2: Die Kunst der Fuga – J.S.Bach

Integrale opname van de handschriftversie (ca. 1747) van Die Kunst der Fuge (BWV 1080), gespeeld op een zg. claviorganum, een synthese van klavecimbel en orgel. Het instrument werd in 1985 gebouwd door Hugo van Emmerik als eerste nieuwgebouwd claviorganum sinds de 18e eeuw.

CD 3: Claviorganum 

Werken van Bach, Huygens, Schrijver en Kuhnau door Bas Ramselaar, bariton en Henk van Zonneveld, claviorganum. De werken van J.S.Bach zijn een aanvulling op de CD ‘Die Kunst der Fuga’.  De zg. onvoltooide fuga is hier te beluisteren in een voltooide versie van Theo Nederpelt uit Zeist.

1. C.Huygens: 3 Psalmen uit Pathodia sacra et profana occupati
Psalm 51: Iniquietatem meam…
Psalm 30: Averti faciem…
Psalm 30: Domine Deus meus, clamavi…
2. J.S.Bach: Verschiedene Canones, BWV 1087                                               (aanhangsel bij Bach’s  handschrift van de Goldbergvariaties)
3. R.Schrijver: 3 Psalmen
Psalm 51: Uit naren angst…
Psalm 28: Gelijk een rots…
Psalm 17: Het ranke schip…
4. J.S.Bach/T.Nederpelt: Fuga a 3 sogetti, BWV 1080/19
5. J.Kuhnau: Der Streit zwischen David und Goliath

CD 4: Voor Friedemann 

Klavecimbel- en Orgelwerken van J.S.Bach

Applicatio, BWV 994
Praeambulum in C, BWV 924
Wer nur den lieben Gott lässt walten, BWV 691
Praeludium in d, BWV 926
Praeambulum in F, BWV 927
Praeambulum in g, BWV 930
Praeludium in F, BWV 928
Praeludium in C, BWV 924a
Praeludium in D, BWV 925
Praeludium in a, BWV 931
Fuge a 3 in C, BWV 953

Praeambulum I a 2 in C, BWV 772
Praeambulum II in d, BWV 775
Praeambulum III in e, BWV 778
Praeambulum IV in F, BWV 779
Praeambulum V in G, BWV 781
Praeambulum VI in a, BWV 784
Praeambulum VII in b, BWV 786
Praeambulum VIII in Bes, BWV 785
Praeambulum IX in A, BWV 783
Praeambulum X in g, BWV 782
Praeambulum XI in f, BWV 780
Praeambulum XII in E, BWV 777
Praeambulum XIII in Es, BWV 776
Praeambulum XIV in D, BWV 774
Praeambulum XV in c, BWV 773

Dies sind die heilgen zehn Gebot, BWV 635
Vater unser im Himmelreich, BWV 636
Durch Adams Fall ist gantz verderbt, BWV 637
Es ist das Heyl uns kommen her, BWV 638
Ich ruf zu dir, Herr Jesu Christ, BWV 639
In dich hab ich gehoffet, Herr,   BWV 640
Wenn wir in höchsten Nöthen seyn,   BWV 641
Wer nur den lieben Gott lässt walten,   BWV 642
Alle Menschen müssen sterben, BWV 643
Ach wie flüchtig! Ach wie nichtig!,   BWV 644
Triosonate III in d, BWV 527 (Andante, Adagio e dolce, Vivace)

CD 5: Muselaer 

De muselaer op deze CD is een kopie van een instrument uit 1643. Het origineel is gebouwd door Andreas Ruckers en eigendom van het Rijksmuseum in Amsterdam. Het bevindt zich in de kelders van het Haags Gemeentemuseum en is helaas onbespeelbaar. Veel onderdelen zijn verdwenen en zowel de kast als de zangbodem zijn in slechte staat.
De kopie is gebouwd in 2010 door Boudewijn Verhoef, clavecimbelbouwer te Gorinchem en heeft een omvang van C tot c3, is voorzien van een transpositie klavier en staat voor deze opname in middentoonstemming.
Sweelinck: Ick voer al over Rijn; Psalm 5; Psalm 23; Ricercare
Byrd: Pavana canon; Fantasia Ut Mi Re
Philips: Pavana 1580
Bull: Dr Bull’s Jewell; In Nomine
Speuy: Psalm 40; Psalm 5
Van Solt manuscript: Brande champagne: Quarde pavane & gailiarde
Anoniem: Wilhelmus

CD 6: Triosonates van J.S. Bach

Barbara Erdner, barokviool & Henk van Zonneveld, kabinetorgel en klavecimbel

Sonata V (BWV 529)
Sonata I (BWV 525)
Sonata II (BWV 526)
Sonata VI (BWV 530)
Sonata IV (BWV 528)

Een Triosonate in de tijd van J.S.Bach was een compositie voor vier spelers, bijvoorbeeld twee violen, cello en klavecimbel. De zes Orgelsonates schreef Bach voor slechts één speler, maar worden vooral de laatste decennia met allerlei bezettingen gespeeld. Voor een uitvoering door viool met orgel of klavecimbel zijn de volgende argumenten aan te voeren:
* Volgens Johann Nikolaus Forkel (1802) schreef Bach deze Sonates als oefenstof voor zijn oudste zoon Wilhelm Friedemann., wellicht als vervolg op het Klavierbüchlein uit 1720. Het is denkbaar dat Friedemann tijdens de lange winteravonden hiermee thuis werd bezig gehouden terwijl zijn vader de bovenste partij op viool speelde.  Een koude kerk is immers niet zo aanlokkelijk om uren achter elkaar te studeren, ook al staat daar een prachtig orgel.
* De eerste partij van alle Sonates kan zonder problemen op viool gespeeld worden, zonder het geheel te transponeren naar een andere toonsoort.
* De zes Sonates voor viool en obligaat klavecimbel (BWV 1014-1019) schreef Bach enkele jaren eerder; deze vorm van kamermuziek werd in huize Bach dus al langer gepraktiseerd.
Het eerste deel van de vierde Sonate is van vroeger datum: in de Cantate “Die Himmel erzählen die Ehre Gottes” uit 1723 (BWV 76) componeerde Bach een Sinfonia voor hobo d’amore, viola da gamba en continuo. Het Adagio e dolce uit de derde Sonate gebruikte hij als middendeel voor het Tripelconcert (BWV 1044) met toevoeging van een vierde partij. Verder zijn van enkele Sonatedelen vroegere versies bekend, zodat aannemelijk is dat Bach rond 1730 deze ‘leergang’ heeft samengesteld uit oud en nieuw materiaal en dit vervolgens in 1733 als definitieve versie aan zijn oudste zoon heeft meegegeven, waarschijnlijk in verband met diens sollicitatie naar een organistenpost in Dresden.

De Sonates I, II en IV werden opgenomen in de Koepelkerk van Purmerend met het Bätz-koororgel,  de Sonates V en VI in het Kleine Kerkje te Sleeuwijk met klavecimbel.